Minder doen, meer natuur!
22 juli 2025
Op een graspad langs een ruilverkavelingsbosje met kort nat gras springt het ene na het andere beestje voor mijn voeten weg. Als ik ze wat dichterbij bekijk, zie ik op een paar vierkante meter misschien wel tientallen krekels en sprinkhanen. Mooi spul! Ze vliegen niet, maar springen en klimmen, de mannetjes maken de bekende krekelgeluiden en wat ik er verder over weet is dat ze koudbloedig zijn en hun lichaamswarmte regelen door in de zon te blijven, of juist wat te schuilen in langer gras. Vandaar dat ze op die ochtend van een warme dag aan de koelere kant te vinden waren. Zie daar de zoveelste soort die in graslandvegetaties leeft en variatie nodig heeft. Gedeeltes met kort gras en langere ruigere vegetatie daar in de buurt.
Beweid grasland is minder strak en glad dan gemaaid gras. Ouder grasland heeft ook vaak wat meer soorten en structuur. Grasland heb je voor weidegras en goed wintervoer voor de koeien, maar steeds meer veehouders pakken de handschoen op en willen wat doen of laten voor de natuur, voor biodiversiteit.
Of je nou in het gebied van een collectief zit of niet, ook zonder ANLb-beheer kun je aan de randen van je bedrijf en de randen van je percelen met kleine aanpassingen verschil maken. Bufferzones zijn niet populair, maar het valt op dat daar door verschraling pinksterbloemen, boterbloemen en veldzuring groeien. Die zorgen voor bloei en structuur, goed voor krekels en sprinkhanen en nog véél meer. En als er wat hoger spul in de slootrand groeit, voilà: die samenhang van sloot en hoge vegetatie is een fijne leefwereld voor libellen. De larven leven jaren in de sloot en drogen op in de vegetatie om libelle te worden (zes weken voor de voortplanting). In deze tijd van het jaar zie je veel slootranden met afwisselend grote wederik (geel) en kattestaart (paars). Wilde bijen hebben die soorten nodig voor voedsel en voortplanting. Zijn ze er niet, dan ook die bijen niet. Hoe meer variatie, hoe meer soorten insecten en als er veel insecten zijn…dan vinden vogels daar hun voedsel.
De slootranden, de perceelsranden, mensen. Je produceert daar de meeste natuur met de kunst van het weglaten: niet helemaal meemaaien, vooral niet klepelen. En in het najaar ecologisch slootschonen, door delen wel en delen niet leeg te halen en zo mogelijk de randen te laten staan. Ook heel fijn voor de eenden en hun kuikens, want die slobberen en schuilen daar.
Heb je percelen met nattere en minder bereikbare hoeken, laat daar dan vaker een grotere rand staan als je maait. Speel een beetje met het creëren van variatie. Je ziet al snel meer bloemen, meer insecten en meer vogels. Verder zie ik juist nu pure winst in gras-klaver weiden en kruidenrijk grasland. Dat is meer eiwit met minder kunstmest en meer insecten op de koop toe! En blijf asjeblieft asjeblieft de koeien weiden, het liefst met zo’n draadje langs de sloot, zodat er een ruigere rand blijft staan! Weidegang zorgt sowieso voor structuur, mestflatten en variatie in maaimomenten. Waar het allemaal op neerkomt: koester je grasland, gun de natuur daar een beetje ruimte, het boert leuker.
We spreken elkaar,