Bemesting ‘vogeltjesland’ gunstiger NA de 1e snede
Dat bij bemesting het best rekening gehouden kan worden met de verwachte zwaarte van de snede is algemeen bekend. Percelen die het eerst beweid gaan worden hoeven vaak slechts de helft van de stikstofgift voor maaipercelen te krijgen. Maar deze vuistregel is niet handig voor ‘vogeltjes-land’; een lagere bemesting is daar juist nodig om een extreem zware snede te voorkomen. Want van zware grassnedes worden ook veehouders niet blij: nog meer slecht verteerbaar ruwvoer, wat in grote hoeveelheden moeilijk inpasbaar is op een hoogproductief melkveebedrijf.
Proef zonder bemesting
Minder mest OK, maar nul-bemesting? Groeit er dan nog wel iets en gaat dat niet ten koste van het eiwitgehalte van het ruwvoer? Niet op voormalig productiegrasland op klei- en veengronden zo blijkt uit een proef in Midden-Delfland zonder bemesting stond er op 15 juni nog steeds een zware snede (>5,7 ton ds per ha). En ook het eiwitgehalte was nauwelijks hoger op de bemeste plots: uitgebloeid gras bevat sowieso weinig eiwit.
Voordelen van mest na de 1e snee
De jaarproductie van de proefplots veranderde weinig met de verschillende verdeling van de mest gedurende het jaar. Daarom is het beter om de mest pas na de eerste snede te geven of een deel van de uitgespaarde mest op de andere productiepercelen te gebruiken; dat levert een hogere bruikbare eiwitproductie per jaar op. En ook de weidevogel-kuikens zullen blij zijn met een minder extreem zware grassnede: die moeten anders ware worstelaars zijn om bij hun insecten-eten te komen in het lange gras.